'They do not want to stop conceptual thought so much as to shock through their enigmatic form and thereby get thought moving, because thought in its traditional conceptual form seems rigid, conventional, and outmoded.'
Adorno over Benjamins Denkbilder in "Benjamin's One-Way Street"
Het Denkbild wordt gewoonlijk geassocieerd met de Frankfurter Schule. Hoewel er talloze niet-Frankfurter Schule schrijvers op vergelijkbare wijze hebben geschreven (Nietzsche, Brecht, Musil, George, Kraus), gaat mijn aandacht in dit stuk vooral uit naar de invulling die Walter Benjamin aan het begrip gaf.
Benjamin heeft in 1928 de bundel Einbahnstraße gepubliceerd. Deze bestaat uit korte fragmenten (variërend van één regel tot zes bladzijden), waarin allerlei fenomenen opduiken die te maken hebben met het moderne leven. In diezelfde tijd werkte hij een aantal teksten die later onder de titel Denkbilder zijn gebundeld. Een ander relevant werk in dit verband is zijn postuum verschenen Passagen-Werk, een bijzondere studie naar het Parijs van de negentiende eeuw. Het is niet zozeer een historische weergave van de stad, maar eerder een weergave van wat hij noemt 'fantasmagorieën'.
Met het begrip fantasmagorie verwijst Benjamin in de eerste plaats naar Marx en in de tweede plaats naar de droomwereld waarin de moderne mens volgens hem terecht zou zijn gekomen als gevolg van het industrieel kapitalisme: overal liggen koopwaren in etalages en winkelschappen uitgestald, tussen kerstballen, zwarte pietjes van crêpe-papier. Het ziet er allemaal prachtig en aantrekkelijk uit. In de tussentijd zijn we echter wel vergeten wat er allemaal aan de productie van die koopwaren vooraf is gegaan.
Ter illustratie: EenVandaag zond afgelopen oktober een documentaire uit over de hazelnootplantages van Turkije. Turkije schijnt verantwoordelijk te zijn voor 75% van de totale hazelnootopbrengst. Tienduizenden kinderen werken elf uur per dag voor één euro per uur om werelds grootste producent te ondersteunen. Wie denkt daar aan bij het eten van een boterham met nutella?
De onwetendheid over de herkomst van waren (als nutella), de onbereidheid van mensen die herkomst te onderzoeken, en de onkundigheid die in te zien of te verbeteren, suggereert volgens Benjamin een collectief slapen. Het industrieel kapitalisme heeft de mens in een collectieve droomslaap gesust. Doel van het Passagen-Werk was het ontwaken van de mens uit deze slaap.
Terug naar de Denkbilder.
Algemeen beschouwd zijn Denkbilder korte prozatekstjes waarin ervaringen van fenomenen uit het moderne leven literair en kritisch vormgegeven zijn. Het gaat hierbij om fenomenen als een tankstation, een ontbijtkamer, een straatklok, handschoenen, een bol sokken, speelgoed, de eerste hulp, een bierhal, een oorlogsmonument, eten; maar ook om mentale processen, zoals de droom, herinneringen, de verveling, de dwaling en een gevoel van verlorenheid.
Je zou de tekstjes kunnen omschrijven als scherpe overpeinzingen van deze schijnbaar vergezochte details of irrelevante fenomenen, die door de constellatie of context waarin ze terechtkomen opeens betekenisvol en van kritisch belang worden. In die constellatie wordt namelijk duidelijk dat ze onderdeel uitmaken en als tekens gelezen kunnen worden van een grotere culturele semiotiek, van een groter betekenisveld van de omvattende cultuur. Ze zeggen, eenvoudiger gezegd, iets over de cultuur waarin we leven en de manier waarop we tegen bepaalde fenomenen aankijken / aan kunnen kijken. Ze zeggen iets over onze ervaring.
De Denkbilder hebben meestal geen plot, narratief of centraal subject. Het is dus niet zo dat er een verhaal verteld wordt door een 'ik' dat iets heeft gezien of meegemaakt in de moderne stad en daarover iets gaat vertellen. De tekstjes zijn ook niet descriptief (beschrijvend), mimetisch (nabootsend) of trouw aan de realiteit. Ze grijpen daarentegen in op de fenomenen die ze beschrijven; ze voorzien de geobserveerde dingen van kritische en theoretische reflecties, zonder dat de verteller hier overigens bij op de voorgrond treedt. Gerhard Richter (die in Thought-Images een fantastische studie deed naar de Denkbilder) noemt de Denkbilder heel treffend inscriptief, in plaats van descriptief.
De alledaagse ervaring is dus van groot belang voor maken van een Denkbild. Niet zozeer als object, maar veel meer nog als motor. Anders gezegd: in de Denkbilder wordt de ervaring van de omgeving gebruikt als drive voor het denkbeelden. Het denkbeelden verwijst hier naar het construeren, het in het leven roepen, vormen, tot ontwikkeling brengen, verwezenlijken, componeren (allemaal definities van 'bilden') van gedachten en kritiek. Het construeren en componeren van gedachten gebeurt op basis van en wordt in gang gezet door beelden of indrukken van fenomenen uit de alledaagse praktijk. Dit proces van construeren, opbouwen, vormen en tot ontwikkeling brengen resulteert in de zogenaamde Denkbilder.
Het denkbeelden verwijst hier ook naar Bildung, naar ontplooiing of ontwikkeling. Het beeld (Bild) dat in een Denkbild verschijnt, veronderstelt een denken (Denk) of een ontwikkeling in het denken, een wakker schudden in het denken. Het Denkbild moet op een bepaalde manier gedacht worden, voordat het überhaupt begrepen kan worden. Het Denkbild kan alleen ontwikkeld en overgebracht worden, als het gedacht wordt, als het in het denken ontwikkeld en ontplooid is. Dan pas ontstaat het Denkbild. Hier kom ik later nog op terug (als ik het aan de emblematiek koppel).
Het Denkbild dat ontstaat heeft geen programmatisch of direct geëngageerd karakter, is niet enkel fictief (verzonnen), en is (zoals eerder gezegd) ook niet zomaar een reflectie van de realiteit. Het is eerder een soort miniatuur of prozatekst die schommelt tussen filosofische kritiek, een observatie en esthetische productie. Bij voorkeur omhelst het dan ook verschillende disciplines, overschrijdt het de conventionele scheidingen tussen culturele kritiek, journalistiek, literatuur en filosofie. Juist door die overschrijding kunnen op het eerste gezicht subjectieve ervaringen van triviale zaken geobjectiveerd worden; subjectieve observaties kunnen iets objectiefs gaan belichamen (omdat ze bijvoorbeeld in het vaarwater van de culturele kritiek terechtkomen). Die overschrijding zorgt er echter tegelijk voor dat het objectieve nooit dusdanig objectief of theoretisch wordt dat het binnen de filosofische logica of een vooraf bepaald vertoog past: het blijft altijd eveneens de sfeer van het esthetische toebehoren en de aandacht op zichzelf, op de eigen performatieve werking, vestigen. In die zin is een Denkbild niet louter identificeerbaar als theoretische of filosofische reflectie, en ook niet louter als esthetische productie.
Dat het Denkbild niet programmatisch is, wil overigens niet zeggen dat het ongeëngageerd of apolitiek zou zijn. Er spreekt weliswaar een verzet uit tegen het programmatische – tegen de opname van politieke problemen die kenmerkend en van belang zijn voor de tijd waarin de tekst verschijnt –, tegelijkertijd nodigt de tekst wel uit tot een manier van denken die niet identiek is aan programmatisch denken. In die zin kan je de Denkbilder geëngageerd noemen. Omdat het de directe verbinding die vaak gelegd wordt tussen de sfeer der esthetiek en de sociale praxis ondermijnt (= een al te directe geëngageerde lezing), omdat het een anti-positie inneemt tegen formele categorieën (zeg overheersende discoursen) en tegen de logica die vaak in de filosofie schuilt – door die ondermijning van en anti-houding tegen het reproduceren van bepaalde politieke problemen en denkfiguren, kun je de Denkbilder geëngageerd noemen. Conceptueel geëngageerd met het esthetische, esthetisch geëngageerd met het conceptuele, zou Richter zeggen (Richter 2007: 2).
Het Denkbild is sterk verbonden met de esthetische dimensie van conceptueel denken. Iets anders verwoord, het is gericht op de 'scheppende' kant van theoretisch denken. Je zou het denkbeelden ook als een vorm van conceptueel creëren of scheppen kunnen opvatten; de Denkbilder zijn kleine conceptuele creaties. Dit verklaart die ondermijning waar ik net over schreef, die ondermijning van bestaande vormcategorieën binnen het denken: de Denkbilder streven naar het openbreken en bekritiseren van dergelijke vertogen door middel van het creëren van nieuwe manieren van denken, en dus van ervaren. Dit verklaart ook waarom de Denkbilder zo nadrukkelijk de aandacht op zichzelf vestigen: de denkmanier die zo'n Denkbild opwerpt komt nogal raadselachtig over, het vraagt om een actieve ontcijfering. Als lezer ben je sterk gefocust op het Denkbild zelf.
Dat de Denkbilder steeds nieuwe conceptuele creaties vormen, maakt het moeilijk om van een genre te spreken, om een lijn te vinden binnen de talloze Denkbilder. Sterker, door een soort genre van de tekstvorm te maken, loop je het risico, ik parafraseer Richter, dat je voorbijgaat aan de weigering van Denkbilder een bepaalde categorie of taxonomie toe te behoren. (Richter 2007: 18-19) Het denkbeelden, zoals ik zojuist heb proberen uit te leggen, bestaat juist bij gratie van het openbreken en het benadrukken van de eigen werking. Juist het onvertaalbare en onparafraseerbare van een Denkbild is wat een Denkbild tot een Denkbild maakt. Een Denkbild probeert immers een eigen denken op te leggen, het vraagt ons mee te denken en niet om over het Denkbild na te denken.
Gezien de complexiteit en ondefinieerbaarheid van het Denkbeeld, bied ik hier een specifieke interpretatie van het Denkbild aan die geënt is op de Denkbilder van Benjamin. De specifieke interpretatie komt van Karoline Kirst. Overigens moet deze interpretatie als aanzet of houvast gezien worden.
In het artikel 'Walter Benjamin's Denkbild: emblematic historiography of the recent past' (1994) betoogt Kirst dat Benjamins eerste Denkbilder in direct contact staan met de traditie van de Barokke emblematiek. Het is bekend dat Benjamin in de tijd dat zijn eerste Denkbilder verschenen veel bezig was met dit genre.
Waar emblemen opgebouwd zijn uit de drie onderdelen plaatje ('pictura'), motto ('inscriptio') en epigram (kort (hekel-)gedichtje, 'subscriptio'), zijn Benjamins vroegere Denkbilder opgebouwd uit de drie onderdelen titel, verteld beeld en een hieraan gerelateerde gedachte (Kirst 1994: 514). Het is niet moeilijk om in het vertelde beeld het oorspronkelijke plaatje te herkennen, in de titel het motto en in de gerelateerde gedachte het hekeldicht.
Als je zo'n Denkbild leest, is het alsof de betekenissen van het Denkbild alleen te vinden zijn als de drie onderdelen van het Denkbild (titel, verteld beeld en gerelateerde gedachte) samen, maar in hun incongruentie (als op zichzelf staande delen) geïnterpreteerd worden. Net als bij een rebus, waarbij je een raadsel op kan lossen met behulp van zowel taal als beeld, en net als bij emblemen, waarbij het motto, het plaatje en de epigram samen een betekenis onthullen, nodigt het Denkbild je uit aan de hand van alle drie de onderdelen betekenis te genereren. En wat voor betekenissen rollen daar dan uit?
Een Denkbeeld functioneert in het tot uitdrukking brengen van wat eigenlijk niet gezegd kan worden. In die zin manifesteert het Denkbild het onmogelijke. Of zoals Richter het uitdrukt: het neemt het onmogelijke als principe. Terwijl Wittgenstein beweerde dat we dienen te zwijgen over dingen waarover we niet kunnen praten – “Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen” –, spreekt het Denkbild juist alleen over datgene waarover we niet kunnen spreken. Het Denkbild werkt doordat het een beeld (Bild) tot uitdrukking brengt op díe manier dat het onzegbare toch verschijnt.
Net als bij emblemen, wordt er zodoende geprobeerd om verborgenheden in de cultuur bloot te leggen en die op de voorgrond te laten treden. Kirst heeft het ook wel over de "hidden signatures of reality", of het doel van Denkbilder verborgen betekenissen te doen laten verschijnen. Dit klinkt wat raadselachtig, 'betekenis laten verschijnen', maar dit raadel- of rebusachtige is precies wat het Denkbild zo aantrekkelijk maakt. Een directe verbinding met de sociale praxis of een moralistische lezing wordt tegengaan, en in plaats daarvan wordt de lezer ten eerste geconfronteerd met zijn of haar eigen reflectieve proces, met zijn of haar eigen interpreterende denken, ten tweede met de creatieve (performatieve) werking van taal en beeld, ten derde kan de reflectieve/zelfbewuste manier van lezen iets van het historische bewustzijn wakker schudden dat in het moderne leven zo sterk onderdrukt wordt. Dit laatste zal ik ter afsluiting nog even toelichten.
Het moderne leven laat zich volgens Benjamin kenmerken door een toename van sterke, directe prikkels, prikkels door het drukke verkeer, door de reclame, vluchtige berichtgeving etc. Wat hierbij verloren gaat is de herinnering, een langgerekte tijdservaring, een historisch bewustzijn; de directe prikkels spreken alleen het directe bewustzijn aan en laten geen herinneringen achter; ze komen niet in een soort 'herinneringslaag' terecht. (VandeVeire 2007: 185)
Met een verlies van herinneringen, van een historisch bewustzijn, verdwijnt de mogelijkheid het heden betekenis te geven: men heeft het verleden immers nodig om het heden betekenis te geven, net zoals men het heden nodig heeft om het verleden betekenis te geven. Wat overblijft is 'een opeenvolging van momentane, punctuele belevenissen waarin niets meer rijpt.' (Vande Veire 2007: 185). De mensen ervaren hun omgeving continu als een soort schok. Via het Denkbild kan de lezer, en hierin schuilt voor mij de relevantie van het Denkbild, geconfronteerd worden met die schokkerige ervaring. De lezer kan wakker geschut worden, een andere manier van denken voorgeschoteld krijgen. Een manier van denken die niet 'fantasmagorisch' is. Een die zich onttrekt aan een vluchtige lezing en de lezer dwingt tot diepere reflectie.
Marije Koens, 2010
Bronnen:
Kirst, K. 'Walter Benjamin's Denkbild: emblematic historiography of the recent past'. In: Monatshefte, vol 86 (no. 4), 1994
Richter. G. Thought-Images: Frankfurt School Writers' Reflections from Damaged Life. Stanford UP, 2007
Veire, F. vande. Als in een donkere spiegel: de kunst in de moderne filosofie. Sun, 2007
Geen opmerkingen:
Een reactie posten