Denkbilder

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


12-11-2010

PASPOORT

Tot de grote taalkundige innovaties van onze tijd moet worden gerekend dat het bijvoeglijk naamwoord “illegaal” een zelfstandig naamwoord is geworden. Zo spreken we niet meer alleen van illegale daden of praktijken, maar ook van de illegaal. In dit woord ligt de geest van onze tijd als in een notendop besloten. Voor sommigen geldt het als geuzennaam; voor de meesten als hun lot. Zij zijn buiten de rechtsorde geplaatst, niet in die zin dat er geen recht op hen van toepassing is, maar dat zij er geen rechten aan kunnen ontlenen. Juridisch beschouwd zijn de illegalen non-existent; zij maken geen aanspraak op burgerlijke rechten, niet op sociale bijstand, medische zorg, onderwijs, of politieke participatie. Zij kunnen zelfs te allen tijden worden opgesloten, gedetineerd als criminelen, maar dan zonder een misdaad te hebben begaan. Dat brengt het zelfstandig naamwoord ‘illegaal’ tot uitdrukking: voor het eerst in de geschiedenis is illegaliteit een status geworden, een stateloze status, iets wat men kan zijn, ongeacht zijn daden.

Outlaws en rechtlozen zijn van alle tijden. In het oude Rome bijvoorbeeld golden piraten als de buiten het recht geplaatsten; jegens hen kon men geen juridische verplichtingen hebben en als men toch een verbintenis met hen was aangegaan, dan was men daar niet aan gebonden. De Franse Revolutie introduceerde de figuur van de burgerlijke dood, de mort civil; zij die een zeer ernstig delict hadden begaan, werden juridisch dood verklaard. Zij bestonden niet meer voor het recht en hadden iedere aanspraak op rechten verloren. In deze historische gevallen gold, dat men buiten het recht werd geplaatst om wat men had gedaan; men was illegaal vanwege zijn daden. Dat is het belangrijkste verschil met de illegalen van vandaag de dag. Strikt genomen wordt ook hun een daad verweten, namelijk dat zij zonder toestemming een grens zijn gepasseerd. Maar beslissend voor hun status als rechteloze is niet wat ze hebben gedaan. Beslissend is waar ze vandaan komen. Ze zijn illegaal, omdat ze Algerijn zijn, Somaliër of Chinees. De geschiedenis van de outlaws wreekt zich in het heden, omdat illegaliteit als zodanig een status is geworden, een zelfstandig naamwoord, een identiteit. Men is illegaal, niet om wat men heeft gedaan, maar omdat men niet over de juiste papieren beschikt.

Zelf illegaal tijdens de oorlogsjaren schreef Bertolt Brecht het volgende: ‘Het paspoort is het edelste deel van de mens. Het komt niet op een zo eenvoudige wijze tot stand als een mens. Een mens kan overal tot stand komen, op de meest lichtzinnige wijze en zonder enige reden, maar een paspoort kan dat nooit. Daarom wordt het ook erkend als het goed is, terwijl de mens nog zo goed kan zijn en toch niet wordt erkend.’ Deze woorden van Brecht brengen haarscherp tot uitdrukking waar het voor illegalen vandaag de dag op aankomt: voor hen is illegaliteit een lot geworden, een lot dat men kan dragen, maar waaraan men niet kan ontkomen. Of zij het juiste paspoort hebben en daarmee toegang tot het recht, is niet langer een vraag die afhangt van hun opvattingen of daden. Het is zelfs volkomen onverschillig of zij goed zijn of slecht. Dat laatste moet ons allen raken: want wanneer daden en opvattingen er voor het recht niet meer toe doen, dan is de menselijke grondslag onder ons recht weggeslagen. Dan is ons recht inhumaan geworden, een recht van paspoortmensen, niet van werkelijke mensen, van wie de biografie en opvattingen ertoe doen.

Marc de Wilde

Geen opmerkingen:

Een reactie posten